-
1 als/tot resultaat hebben dat
als/tot resultaat hebben datVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > als/tot resultaat hebben dat
-
2 resultaat
♦voorbeelden:als/tot resultaat hebben dat • result inmet het resultaat dat … • with the result that …je resultaten op school • your school resultszonder resultaat • with no result3 de onderneming behaalde dit jaar bevredigende resultaten • the company showed satisfactory results this yeareen slecht resultaat behalen • do badly -
3 resultaat
♦voorbeelden:bevredigende resultaten behalen • obtenir des résultats satisfaisantsde onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleid • les pourparlers n'ont pas aboutizich zonder resultaat inspannen • se dépenser en vain -
4 de onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleid
de onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleidDeens-Russisch woordenboek > de onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleid
-
5 de onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleid
de onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleidVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleid
-
6 führen
führen1 leiden, de leiding hebben ⇒ vooraan staan2 voeren, leiden♦voorbeelden:nach Punkten führen • op punten leidendas Rennen führt über 800 Meter • de wedstrijd gaat over 800 meterII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 hanteren, gebruiken6 houden, uitoefenen♦voorbeelden:die Kinder spazieren führen • met de kinderen gaan wandeleneinen Hund an der Leine führen • een hond aan de leiband houdenein Gebäude in die Höhe führen • een gebouw optrekkenmeine Reise führte mich nach Amerika • mijn reis bracht mij naar Amerikaein großes Haus führen • een luxueus leven leideneine Straße bis an die Grenze führen • een straat tot aan de grens doortrekken5 einen Artikel führen • een artikel hebben, verkopender Fluss führt Hochwasser • de rivier heeft een hoge waterstanddie Leitung führt keinen Strom • er zit geen stroom op de leidingder Zug führt einen Schlafwagen • de trein heeft een slaapwagenetwas bei, mit sich führen • iets bij zich hebbenAusflüge im Programm führen • uitstapjes in zijn programma (opgenomen) hebbenan erster Stelle (in einer Liste) geführt werden • op de eerste plaats staan (in een lijst)8 ein Flugzeug, einen Wagen führen • een vliegtuig, een auto besturen♦voorbeelden: -
7 effect
n. effect; uitwerking, resultaat, gevolg--------v. effectereneffect1[ iffekt]♦voorbeelden:1 of no effect • vruchteloos, tevergeefsjust for effect • alleen maar om indruk te maken¶ in effect • in feite, eigenlijk♦voorbeelden:a message to the effect that • een berichtje (dat erop neerkomt) datcome into effect, take effect • van kracht worden♦voorbeelden:————————effect2〈 werkwoord〉1 bewerkstelligen ⇒ teweegbrengen, veroorzaken♦voorbeelden:effect one's purpose • zijn doel verwezenlijken -
8 effet
effet [effe]〈m.〉1 uitwerking ⇒ effect, gevolg4 kracht ⇒ vermogen, werking♦voorbeelden:〈 techniek〉 effet de recul • terugstoot, -slageffet en retour • terugslageffet de serre • broeikaseffecteffet secondaire • bijwerkingavoir de l'effet • resultaat hebbenavoir qc. pour effet • iets als gevolg hebbenfaire (de l')effet • uitwerking hebbenfaire l'effet d'une bombe • inslaan als een bomfaire mauvais effet • een slechte indruk makencela fait son effet • dat heeft succesrater son effet • de mist ingaanà cet effet • met het oog hieropsous l'effet de qc. • door de inwerking van ietseffets publics • overheidsfondsenavoir effet • geldenproduire ses effets • van kracht worden1. m1) gevolg, effect2) wissel, handelspapier3) werking4) rechtsgevolg2. effetsm pl1) spullen -
9 take effect
-
10 uitvallen
2 [losgaande vallen] fall/drop/come out4 [het genoemde resultaat hebben] turn/come/work out5 [de genoemde aard hebben] turn out (to be)6 [een uitval doen] make a sally/sortie; 〈 schermen〉 make a lunge/thrust♦voorbeelden:3 de stroom is uitgevallen • there's a power failure, the power's faileder zijn drie man bij die race uitgevallen • three people have dropped out of the race4 we weten niet hoe de stemming zal uitvallen • we don't know how/which way the vote will goin iemands voordeel uitvallen • turn/work out in someone's favour/to someone's advantage -
11 Wirkung
-
12 получаться
uitlopen, als resultaat hebben, uitvallen ; terechtkomen, lukken, van iets komen -
13 получиться
uitlopen, als resultaat hebben, uitvallen ; terechtkomen, lukken, van iets komen -
14 end in smoke
in rook opgaan, geen resultaat hebben, niet slagen -
15 avoir de l'effet
avoir de l'effet -
16 uitkomen
2 [toegang geven tot] lead (to), give out (into/onto)4 [uit het ei komen] hatch (out)6 [+ voor] [bekennen] admit11 [rondkomen] manage, (be able to) live12 [waarneembaar zijn] show up, stand/come out ⇒ be apparent♦voorbeelden:5 het kwam uit • it was revealed, it transpiredeerlijk uitkomen voor • admit openly, be honest aboutmijn voorspelling kwam uit • my prediction proved correct/came true8 wie moet er uitkomen • whose lead is it?Ajax komt uit met drie buitenlandse spelers • Ajax are fielding three foreign playersmet klaveren/troef uitkomen • lead clubs/trumpsuitkomen voor het nationale elftal • play for one's countrydat komt goed uit • that suits me/us fine, that's very convenientwanneer het hem zo uitkwam • in his own good time, whenever the mood seized himsterk doen uitkomen • accentuate, emphasize, bring into sharp reliefiets goed laten uitkomen • show something to advantagetegen de lichte achtergrond komen de kleuren goed uit • the colours show up/stand out well against the light background -
17 ergeben
ergeben11 toegedaan, -genegen2 berustend, gelaten————————ergeben21 opleveren, tot resultaat hebben♦voorbeelden:1 die Untersuchung hat ergeben, dass … • bij het onderzoek is gebleken, dat …1 blijken, voortkomen (uit) ⇒ aan de dag komen2 zich overgeven, wijden aan4 zich schikken (in, naar), berusten (in)♦voorbeelden:daraus ergibt sich • daaruit blijkt -
18 résultat
résultat [reezuultaa]〈m.〉1 resultaat ⇒ uitslag, uitkomst, gevolg♦voorbeelden:donner des résultats • vruchten afwerpenil s'est couché trop tard; résultat, il a mal à la tête • hij is te laat naar bed gegaan, geen wonder dat hij nu hoofdpijn heeft1. mresultaat, uitslag, uitkomst2. résultatsm pl -
19 result
n. resultaat--------v. resulteren in; eindigen metresult1[ rizzult] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 gevolg ⇒ effect, uitvloeisel♦voorbeelden:as a result of • tengevolge van————————result2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 conséquence
conséquence [kõseekãs]〈v.〉♦voorbeelden:1 cela ne tire pas à conséquence • dat is niet erg, niet van belangde conséquence • belangrijk, ernstig, gewichtigen conséquence • dienovereenkomstigen conséquence de • ingevolge, tengevolge vanpar voie de conséquence • dientengevolgeavoir pour conséquence • tot gevolg, ten gevolge hebbensans conséquence • onbelangrijkf1) gevolg, resultaat2) gevolgtrekking, conclusie3) belang, gewicht
- 1
- 2